AANSCHOUWT DE MENS 1988
Een uitzonderlijke tentoonstelling in het Streekhuis Malegijs in Kemmel, van 1 oktober tot 15 november 1988. Uitzonderlijk door bruikleen van belangrijke kunstwerken, van Frank Brangwyn (Stedelijke Musea, Brugge), Albert Hahn (Nederlands Persmuseum, Amsterdam), Käthe Kollwitz (Vereniging België-DDR, Brussel), Frans Masereel (privé verzameling), Camiel Van Breedam (Aarselaar) en Albert Castelain (Ieper), van foto’s van Maurice en Robert Antony (familie Antony), Imperial War Museum, Londen, Bundesarchiv, Koblenz. Uitzonderlijk door de ruime ploeg die meewerkte (hun namen staan onderaan) onder leiding van Piet Chielens, Marieke Demeester en Jan Hardeman.
Uitzonderlijjk door de aandacht voor gewone mensen, mannen en vrouwen in oorlogstijd.
Bij de ingang van de tentoonstelling hingen vier foto’s: Franse soldaten op een weide in Zillebeke, wachtend op het sein voor een aanval. Britse soldaten in het station van Poperinge, zwaaiend met hun verlofbrief. Duitse krijgsgevangenen op een weide in Loker. Een Chinese arbeidsbrigade in Reningelst, klaar om puin op te ruimen. Wat gaat in elk van hen om?
“Ecce Homo”, Het woord van Pilatus over Christus werd door Albert Hahn (1877-1918) gekozen als titel van een van zijn oorlogstekeningen. In de vier talen van de soldaten die aan de IJzer vochten en stierven, werd die tekst bij de tekening geplaatst. “Aanschouwt de mens”, “Voici l’homme” “Seht den Menschen”, “Behold the man” Hahns scherpe tekeningen schreeuwen zijn afkeer voor de oorlog uit.
Zijn tekening “De Zaaier” was ook in de tentoonstelling te zien. Naast werken van de Nederlander Albert Hahn zijn er werken van de Brit Frank Brangwyn (1887-1956), van Frans Masereel (1889-1972) en van Käthe Kollwitz (1867-1945), bekend door haar “treurend ouderpaar” op het soldatenkerkhof in Vladslo.
In de verschillende ruimten hangen er foto’s die de gruwel van die oorlog weergeven. Twee foto’s van de gebroeders Maurice en Robert Antony kregen er bijzondere aandacht: de hallen van Ieper voor en na de oorlog.
Er hangen gedichten van Ezra Pound, Winfred Gibson, Rudyard Kipling, Guillaume Apollinaire en Paul van Ostaijen .
In een van de ruimten brengt de tentoonstelling de kruisweg van hen die gingen én van hen die thuisbleven, verenigd in hetzelfde immense lijden. Het water, je eigen graf delven, de prikkeldraad, ratten, modder --- je went aan alles; hersenspoeling, gezichtsbedrog. “We zaten bij Diksmuide. Er waren daar veel ratten in de tranchees. Op een voormiddag was er een rat die altijd heen en weer sprong langs de schietgaten. De Duitsers schoten en ze viel dood in onze tranchee. Er was bij ons iemand van Oostkamp en dat was een superieur in ’t smijten van handgranaten: hij kon wel tien meter verder smijten dan wij. Hij gooide de rat terug. Kort erna was ze daar weer. Zo deed ze wel tien keer de weg heen en weer. Plots zei die jongen: “We gaan ze een keer een andere rat geven!” En hij gooide een granaat. Dan is het begonnen… Van granaten werden het bommen. En op ’t einde van het spel hadden we negen doden.” Jules Leroy
In de tentoonstelling is er bijzondere aandacht voor de vele vluchtelingen. Tekeningen van Frans Masereel, uit Aarschot (augustus 1914), uit Gent, een foto van Maurice Antony van de laatste vluchtelingen die op 28 april 1915 Ieper verlaten: een oude vrouw torst haar last op een zware kruiwagen. Teksten van getuigen uit de streek: “Vluchten is aardig, je weet niet waar je gaat en je weet niet waar je moet gaan” Camille Boudry “Als je hoort schieten, dan wil je weg. Ik was bij ’t eerste schot dat we hoorden gevlucht. Verstopt in de bramen. Veertien was ik” Maurits Liefooghe “In Reningelst, alles zat vol vluchtelingen. In al die kleine huisjes, mensen van Mesen, Wijtschate, Kemmel, Waasten, Hollebeke. Al wie hier iemand kende of peinsde dat hij iemand kende kwam af. We dachten dat het maar veertien dagen zou duren. Alles wat kotje was of slalling, zat vol” Georges Deconinck
Frans Masereel is een van de beste getuigen geweest van zijn tijd. In zijn werk neemt hij stelling: tegen de oorlog, voor de mens.
Dit zijn de namen van de vele vrijwillig(st)ers die meewerkten aan deze tentoonstelling: uit den Abele (Rik Declercq), Anderlecht (Chris Geysens), Bissegem (Jacques Brion), Brugge (Christiane Delrue), Diksmuide (Koen Baert), Dranouter (Lieven Desramaults), Gent (John Beauval, Monique Tahon), Hollebeke (Rudy Welvaert), Ieper (Renaat Acke, Jan Breyne, Albert Castelein, Guido Dael, Paul Dael, Bart Seys, Jean-Luc Vanhove, Kristien Zwaenepoel), Kemmel (Adriaan Aloy, Luc Bossaert, Noël Bril, Lucien Declerck, Hilda Delva, Henri Devos, Jan Devos, Roland Devos, Markus Himbert, Marcel Hoorelbeke, Maddy Lauwers, Bernard Leupe, Firma Richet, Norbert Supply, Ivan Vandenburie, Bart Vandeputte, Paul Vandeputte, Goedele Vandesteene, Hendrik Vanhooreweghe, Willy Vercruysse, Carl Verlinde), Koekelare (Raf Seys), Kortrijk (Johan Sergyssels), Loker (Joost Denuwelaere, Eric Truant), Mesen (Véronique Flamand, Albert Vandecasteele), Poperinge (Monique Buseyne, Johan Gerber, Bertin Noppe), Reningelst (Marijke Allemeersch, Carmen Gruwez), Voormezele (Edouard Fierens), Westouter (Piet Delhaye, Mark Derycke, Frie Hardeman, Geert Hardeman), Wijtschate (Jenny Dalle) en Zillebeke (José Ghekiere).